Buizerd.

De Buizerds zijn heel het jaar aanwezig in de Gaas

De roep van de buizerd klinkt als een gerekt klagend gemiauw. Wanneer men een nest nadert, beginnen de buizerds opgewonden en miauwend boven de boomkruinen te vliegen. Dit gedrag heet in vogelaarstaal ‘alarmeren

Bij buizerds bestaat een grote kleurvariatie, er zijn erg donker gekleurde exemplaren terwijl er ook zijn met een bijna witte onderkant. Het bovengedeelte is effen, terwijl aan de onderkant verschillende dwarsbanden getekend zijn. De staart van een volwassen buizerd heeft naast de donkere eindband nog 8-10 smalle donkere dwarsbanden. De spanwijdte van de vleugels is ongeveer 113 tot 128 cm. De totale lengte van kop tot staart is ongeveer 51 tot 57 centimeter.

Door de typische vlucht is de vogel gemakkelijk te herkennen; enkele vleugelslagen, kort zweven en dan weer een paar slagen. De buizerd is een uitgesproken langzame vlieger met zijn brede vleugels en de korte, brede staart. Vaak kan worden waargenomen dat een buizerd door een of meer kraaien, die in zekere zin zijn voedselconcurrenten zijn, wordt weggejaagd. De buizerd maakt ook graag gebruik van de thermiek. Op een mooie voorjaarsdag zijn vaak groepen buizerds te zien die zweven in de opstijgende warme lucht in een thermiekbel.

Een cirkelende buizerd is te herkennen aan de lange en brede vleugels en aan de relatief korte, breed gespreide staart. Mannetjes en vrouwtjes zijn alleen naast elkaar, bijvoorbeeld wanneer ze samen rondcirkelen te onderscheiden, waarbij het vrouwtje in de regel iets groter is dan het mannetje.

De buizerd is in Nederland een standvogel. In de winter zijn er in gebieden met een gematigd klimaat, zoals in de Benelux, meer buizerds dan in de zomer, omdat veel Scandinavische buizerds naar het zuiden trekken om te overwinteren.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

Zwarte Mees

Ik hoop dat de Zwarte Mees dit ook weer weer een bezoek brengt in de Gaas.
De zwarte mees is een zangvogel uit de familie van echte mezen.

Ze worden ongeveer elf centimeter groot, ongeveer even groot als de pimpelmees. De kop is relatief groot, er is geen zwarte buikstreep aanwezig zoals bij de koolmees. De zwarte mees heeft twee witte vleugelstrepen, een zwarte kruin en een witte wangvlek. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit spinnetjes en insecten, in de winter zaden van sparren, de mees foerageert ook wel in loofbomen. Nestelt in boomholen, rotsspleten, of nestkasten, maar ook in gaten in de grond.

Het verschil tussen een Zwarte Mees en een Koolmees is, dat bij de Koolmees zwarte band over zijn borst loopt, bij de Zwarte Mees niet.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

Sijsjes

De Sijsjes kom je weer tegen in de Gaas.
In de winter wordt de sijs regelmatig aangetroffen op vetbollen en netjes met pinda’s in de tuin. Sijzen opereren dan veelal in kleine troepjes, en gedragen zich enigszins als mezen: ondersteboven aan de vetbollen hangend. Ze zijn zo groot als een pimpelmees, maar veel duidelijker geelgroen gekleurd, vooral de volwassen mannetjes, die een zwarte kruin hebben. De vlucht is opvallend: gele vleugelstreep en gevorkte zwarte staart, met geel aan de zijden.
Volwassen mannetjes zijn geelgroen met een zwarte kruin en kin, de rug is geelgroen zwartgestreept. De buik heeft in tegenstelling tot de groenling een duidelijk onderbroken gestreept uiterlijk. De streep achter het oog en de stuit zijn geel. De gevorkte staart is zwart met geel aan zijden. De vleugel heeft een gele vleugelstreep.Het volwassen vrouwtje is veel minder geelgroen en de onderzijde is lichter en meer gestreept, de kop heeft geen zwart.
De sijs zoekt voedsel op de mezenmanier, en hangt dikwijls ondersteboven. Hij slaapt soms ook zo. Hij eet zaden van naaldbomen, elzen, berken en andere bomen, knoppen en insecten.
In broedtijd naaldbossen met veel sparren, maar ook in gemengde bossen en parklandschap. In de winter vooral in elzen.


Bron Wikipedia,  Foto Tonnie Verheijden

Goudhaantje


Het goudhaantje wordt slechts 8,5 cm groot, bij een gewicht van 4 tot 7 gram. Daarmee is deze vogel, samen met het nauw verwante vuurgoudhaantje de kleinste Europese vogelsoort.
De vogel heeft een tere snavel met een neusopening die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is.
Een goudhaantje is monogaam en na een jaar geslachtsrijp. Het vrouwtje kan tweemaal per jaar een legsel produceren, dat bestaat uit 7 tot 11 witte, grijsgewolkte eitjes, die in 12 tot 16 dagen uitgebroed worden. Het met haren en veertjes beklede komvormige nest wordt aan de rand min of meer dichtgetrokken om de warmte binnen te houden. Verreweg de meeste jongen halen de geslachtsrijpe leeftijd niet: jaarlijks sterft 80% en daardoor wordt een goudhaan gemiddeld slechts 8 maanden oud. De hoogste gerapporteerde leeftijd betrof een exemplaar dat dood gevonden werd in Marokko 7 jaar en 7 maanden nadat hij geringd was in Winchester.
Het goudhaantje is een broedvogel van gemengd loof- en naaldbos, met een voorkeur voor sparrenbos. Het is een trekvogel, die overwintert in Zuid-Europa.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden



Vliegenzwam

Vliegenzwam.

Vliegenzwammen groeien veelal in loofbossen, in nauwe associatie (symbiose) met berk, tamme kastanje, eik, beuk, ook wel met den en spar. Ze vormen een ectomycorrhiza, wat betekent dat het mycelium niet binnendringt in de wortels van de boom, maar de haarwortels aan de buitenkant omgeeft.

De bekendste verschijningsvorm van de vliegenzwam is een donkerrode hoed met witte stippen. De witte stippen zijn restanten van het algeheel omhulsel (velum universale) waarin de paddenstoel ‘opgesloten’ zat, voordat hij uit de grond omhoog kwam. Deze spoelen bij regenachtig weer vrij snel van de hoed. De kleur van de hoed is echter variabel en kan variëren van rood tot oranje met gele tinten.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

Bruin Blauwtje


Bruin blauwtje op de heide in de Gaas.

Het bruin blauwtje (Aricia agestis,  door sommige auteurs in het geslacht Plebejus geplaatst) is een vlinder uit de familie van de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes (Lycaenidae).
Er is gemakkelijk verwarring mogelijk met het vrouwtje van het icarusblauwtje, dat ook bruine vleugels heeft. Het bruin blauwtje heeft op de onderzijde van de voorvleugel echter geen vlekje aan de basis van de vleugel, het icarusblauwtje wel. Ook ligt de bovenste van de twee vlekjes aan de voorrand van de achtervleugel bij het bruin blauwtje dicht tegen de bovenste rij van vlekjes, terwijl die bij het icarusblauwtje een stuk lager ligt.

Het bruin blauwtje komt algemeen voor in Centraal- en Zuid-Europa, op warme graslanden, heiden en duinen. Als zwerver en dwaalgast kan de vlinder worden aangetroffen in Nederland en België. In het kustgebied komt de vlinder als standvlinder voor.
Het bruin blauwtje profiteert van de opwarming van de aarde en doet dit niet onopgemerkt. In 2012 vloog de soort in het Verenigd Koninkrijk 79 kilometer noordelijker dan 20 jaar daarvoor. Maar niet alleen in de UK gaat het haar voor de wind, ook in de rest van Europa doet ze het zeer goed.

De vliegtijd is van mei tot en met oktober.

Bron wikipedia Foto Tonnie Verheijden




Kolibrievlinder

Kolibrievlinder.

De Kolibrievlinder is te herkennen aan de grijze tot bruine voorvleugels met twee van elkaar af gelegen donkerbruine, dunne en enigszins grillige strepen aan de bovenzijde. De achtervleugels hebben een oranje kleur aan de bovenzijde. De spanwijdte (of vlucht) van de vleugels is ongeveer 5 centimeter.
De Kolibrievlinder komt voor in Zuid-Europa en Noord-Afrika.
Het is een zeer snelle soort, de kolibrievlinder is een van de bekendste trekvlinders. In de zomer vliegen grote aantallen kolibrievlinders naar het noorden en westen van Europa en ’s winters trekken de vlinders naar zuidelijkere delen van Afrika. De vlinder wordt jaarlijks ook in België en Nederland aangetroffen. Het verspreidingsgebied van de soort strekt zich uit tot in noordelijk Scandinavië. De vlinder wordt beschouwd als een algemeen voorkomende en talrijke soort die niet wordt bedreigd.

De Kolibrievlinder beschikt over een lange tong en is in staat om stil te hangen in de lucht bij een bloem tijdens het opzuigen van nectar. Omdat de vlinder hierdoor doet denken aan een kolibrie heeft de soort de Nederlandstalige naam kolibrievlinder gekregen. In de Nederlandse taal wordt de kolibrievlinder ook wel meekrapvlinder, onrustvlinder of onrust genoemd. De naam meekrapvlinder slaat op de plant waarvan de meeste rupsen leven; meekrap. De naam onrustvlinder is te danken aan het zeer snelle vlieggedrag.

Bron: Wikipedia Foto: Tonnie Verheijden

Grote Keizerlibel

De Grote Keizerlibel vanmiddag naast ons huis in een bremstruik gespot.

De grote keizerlibel is de grootste vertegenwoordiger van de glazenmakerfamilie. Het is in België en Nederland na de zeer zeldzame gewone bronlibel (Cordulegaster boltonii) de grootste libel. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 64 en 84 millimeter. Ook de larve is groot tot zeer groot (45–59 mm), met een lang halsvormig ingesnoerd prementum en ovaalvormige ogen met een licht gebogen achterrand.
Het borststuk van de libel is vrijwel egaal groen zonder schouderstrepen. De tekening op het voorhoofd bestaat uit een zwart vijfhoekje en een zwarte streep, met daartussen een blauwe lijn. Het mannetje heeft een hemelsblauw achterlijf met aan de bovenzijde een zwarte lengtestreep. De ogen zijn groen met een blauwe tint. Het vrouwtje heeft een groen achterlijf (soms flets blauw), met een brede donkerbruine lengtestreep. Bij jonge vrouwtjes kan de groene kleur op borststuk en achterlijf bruinig worden. De ogen zijn groen, vaak met een bruine tint. De vleugels hebben vaak een lichte bruine beroking, op beide helften van de vleugels. Pas uitgeslopen dieren van beide geslachten hebben een gelig achterlijf.Jonge larven leven tussen ondergedoken waterplanten, dicht bij het wateroppervlak. Oudere larven kunnen ook op ander plaatsen in ondiep water worden aangetroffen.
De larven overwinteren één of twee keer. De larven die een tweede winter doorbrengen doen dit als volgroeide larve, waardoor ze al in mei in een korte periode kunnen uitsluipen. De larven die na één winter al uitsluipen doen dit later en verspreid over een langere periode: juni tot en met eind augustus. De mannetjes patrouilleren langdurig boven het water en de oever, waarbij ze hun achterlijf kenmerkend licht gebogen houden. Andere grote libellen worden verjaagd. Net als andere glazenmakers maken grote keizerlibellen lange jachtvluchten op beschutte plaatsen, zoals bosranden, heidevelden, enz. Soms worden daarbij grote prooien gegrepen, waaronder vlinders en andere libellen. De paring vindt meestal plaats in een boom. In tegenstelling tot andere keizerlibellen zet het vrouwtje daarna in haar eentje de eitjes af, meestal in drijvend plantenmateriaal. Vaak gebeurt dit aan het einde van de middag.

Bron Wikipedia – Foto Tonnie Verheijden

Vogelexcursie in de Gaas

Gekraagde Roodstaart

Terugblik op de vroege vogelwandeling van 22 mei, 07.00 uur,  naar de Gaas in het Stadsbos 013

Dank zij de uitstekende PR die Stadsbos 013 heeft gedaan voor onze vroege vogelexcursie moesten we de inschrijving voor deze excursie al enkele dagen voor aanvang stoppen.
In totaal hadden zich 28 deelnemers aangemeld.
Nadat we de groep verdeeld hadden over de 4 gidsen Leo van Zeeland, Brian Lauret, Ralph en Ben Akkermans konden we op stap.

Nog voordat de groep was verdeeld werden we al verrast op het uitbundige gezang van de gekraagde roodstaart. Helaas bleef de vogel voor de meeste van ons onzichtbaar in het gebladerte.

Het heide en het aangrenzende bosgebied van de Gaas bleek voor velen van ons, ook de gidsen, een  verrassing zo kort op een woonwijk en een z’n grote verscheidenheid aan vogels.
We werden getrakteerd op: enkele zingende boomleeuweriken, baltsende boompiepers, heel kort het geratel van de nachtzwaluw, fitis, tjiftjaf en een uitbundig zingende zanglijster.

Voor mij als gids een leuke ervaring om met zo’n groep enthousiaste mensen op “vogeljacht” te gaan.

Ben Akkermans Vogelexcursie leider.